Tech­nische vragen: Program­ma­be­groting 2025


Tech­nische vragen

Indiendatum: 14 okt. 2024

1. Pagina 26: “In 2025 worden alle bushaltes rookvrij gemaakt en maken we inzichtelijk welke doelgroepgerichte preventiemaatregelen nog meer genomen kunnen worden.”
Geldt rookvrij in deze zin ook voor vapes en e-sigaretten? Zo nee, waarom niet?

2. Pagina 26: “In 2025 willen we daarnaast meer inzicht krijgen in de mogelijkheden om een gezondere voedselomgeving te creëren.”
a. Op welke manier zal naar deze inzichten op zoek worden gegaan; wie worden/zijn betrokken?
b. Welke rol spelen de aanbevelingen in de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving hierin?
c. Hoe vindt de besluitvorming plaats over het al dan niet implementeren van de nieuw gevonden mogelijkheden (of bestaande aanbevelingen uit de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving)?

3. Pagina 26: “We verankeren inclusie breder in onze organisatie en leggen bijvoorbeeld sterker de link met onze projecten in de openbare ruimte ten aanzien van toegankelijkheid.”
Op welke manier wordt deze link gelegd?

4. Pagina 27: “Wij tonen onder meer ambitie door te streven naar een halvering van het aantal kinderen dat in armoede leeft tegen 2030, in lijn met de Sustainable Development Goal 'Geen armoede' die door de Verenigde Naties is vastgesteld.”
a. In Nederland neemt het aantal kinderen wat in armoede opgroeit toe. Welke maatregelen neemt de gemeente om deze trend te doorbreken?
b. Wanneer verwacht de gemeente 100% van alle kinderen uit de armoede te helpen?

5. Pagina 33: “In de Programmabegroting 2024 is budget beschikbaar gesteld voor onderzoek naar verbetering van het pand van de Dierenopvang Hart van Brabant.”
a. Hoeveel was dit?
b. Wie heeft dit onderzoek uitgevoerd?

6. Pagina 33: “Het onderzoek is inmiddels afgerond en voorgesteld wordt minimale investeringen te doen in functionaliteit en verduurzaming van het pand. Dit met het oog op toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het bedrijventerrein waar de dierenopvang is gevestigd.”
a. Waaraan kan worden gedacht bij minimale investeringen?
b. Kunnen daar concrete voorbeelden van worden gegeven?
c. Hoeveel zouden die minimale investeringen kosten?
d. Zijn deze kosten ook ergens begroot, zo ja waar vinden we die terug?
e. Om welke toekomstige ruimtelijke ontwikkeling gaat het?
f. Waarom worden enkel minimale investeringen voorgesteld?

7. Pagina 33: “Voor het verbeteren van de functionaliteit gericht op het dierenwelzijn schatten we in dat een budget van € 150.000 benodigd is, het exacte bedrag is nog niet bekend.”
a. Wat wordt bedoelt met “functionaliteit gericht op het dierenwelzijn”?
b. Hoe is de huidige functionaliteit wat betreft het dierenwelzijn?
c. Wat is de aanleiding geweest voor deze schatting?
d. Waarom is het exacte bedrag nog niet bekend?

8. Pagina 33: “Bij vaststelling van de begroting 2025 zetten we de geplande verduurzaming van het pand niet door vanwege kapitaalvernietiging. Op basis van een afschrijvingstermijn van 10 jaar resulteert dit in € 15.000 aan kapitaallasten per jaar.”
a. We lezen in de begroting dat dierenopvang verder onder druk is komen te staan. Waarom is investeren in functionele dierenopvang kapitaalvernietiging, en/of om wat voor kapitaalvernietiging gaat het hier?
b. Waarom is er, ondanks dat de verduurzaming van het pand gepland was, gekozen deze niet door te laten gaan?
c. Welke gevolgen voor de functionaliteit van het pand kan het niet verduurzamen van het pand hebben?
d. Welke gevolgen met betrekking tot dierenwelzijn kan het niet verduurzamen van het pand hebben?

9. Pagina 33: “In het bestuursakkoord is opgenomen dat we de juiste randvoorwaarden scheppen, zodat de dierenopvang goed hun werk kan blijven doen.”
a. Kan de dierenopvang tot op heden goed diens werk doen?
b. Op welke momenten eerder dan deze begroting is daarin geïnvesteerd?

10. Pagina 33: “De Diamantgroep geeft aan dat dit al een periode onder druk staat door een aantal oorzaken, zoals de toenemende complexiteit van de opgenomen dieren, de afname aan vrijwilligers en ook de toenemende behoefte aan begeleiding voor de medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt.”
a. Hoelang geven Diamantgroep én de dierenopvang al aan dat zij onder druk staan om aan de randvoorwaarden te voldoen?
b. Wat wordt bedoeld met de toenemende complexiteit van de opgenomen dieren?
c. Is naast de complexiteit, ook het aantal dieren een van de oorzaken?
d. Hoe kan de afname aan vrijwilligers worden verklaard?
e. Waarom is de behoefte aan begeleiding voor de medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt toegenomen?
f. Waarom worden dieren verzorgt door medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt (waarvoor meer begeleiding nodig is) en niet door gekwalificeerd personeel?

11. Pagina 33: “Vooruitlopend op een nieuwe contractperiode dierenopvang vanaf 2026, zijn tijdelijke maatregelen hierop nodig. In gesprekken met de Diamantgroep werken we uit hoe we hoofd kunnen bieden aan de voorgaande uitdagingen.”
a. Hoe is tot het bedrag van 100.000 gekomen voor deze tijdelijke maatregelen?
b. Betekent dit dat er in de volgende contractperiode een groter budget nodig is bij de dierenopvang van ten minste 100.000 per jaar aangezien er nu voor één contractjaar 100.000 extra wordt besteed?
c. Om welke reden heeft het tot de begroting van 2025 geduurd om extra middelen toe te kennen terwijl de Diamantgroep en dierenopvang al een periode onder druk stonden?
d. Welke concrete tijdelijke maatregelen gaan met dit bedrag gerealiseerd worden?
e. Op welke manier is deze tijdelijke ophoging van het budget in het belang van de dieren?

12. Pagina 78: Winteropvang daklozen
“In de regio HvB groeit het aantal overlast gevende dak- en thuisloze arbeidsmigranten…”
a. Wat wordt bedoeld met overlast gevend?
b. Geeft deze doelgroep op een andere manier overlast dan dak en thuislozen die niet arbeidsmigrant zijn?
c. Waarom wordt de groep dak en thuisloze arbeidsmigranten hier gespecifieerd ten opzichte van de groep die niet uit een arbeidsmigrantensituatie komt?

13. Pagina 82: “We vervangen bij ongeveer 40 speelplekken de toestellen…” Bij een eerdere begroting is een motie aangenomen om de speeltoestellen toegankelijker te maken, ook als er sprake is van een beperking. Nav zijn 3 speeltuinen inclusiever gemaakt.
a. Van deze 40 speelplekken, hoeveel worden hier specifiek toegankelijker gemaakt voor kinderen/hun ouders met een beperking?
b. Wordt er bij de materiaalkeuze gekozen voor circulair materiaal? Bestaat dit? Op welke manier kunnen speeltoestellen duurzaam worden geproduceerd worden? Welke eisen stelt de gemeente hieraan?

14. Pagina 82: “We ontwikkelen een Tilburgse variant van de Leidse Ladder, om principes van circulariteit en duurzaamheid op een uniforme wijze te borgen in de projecten en beheeractiviteiten in de openbare ruimte. Met dit instrument worden we ons meer bewust van de mogelijkheden zodat we ze vaker op kunnen nemen in onze projecten.”
a. Hoe ziet het proces eruit om een Tilburgse variant van de Leidse Ladder voor ruimtelijke ordening te ontwikkelen, en welke stappen worden genomen om dit beleidsinstrument op maat te maken voor de specifieke doelen van de gemeente Tilburg?
b. Hoe verloopt het proces van de Tilburgse variant van de Leidse Ladder? Wordt dit voorgelegd aan de raad? Zo ja, wanneer?

15. Pagina 83: “De voorbereidingen voor de nieuwbouw van het BAT-kantoor (werktitel ‘Stadswerf’) aan de Ceramstraat zijn in volle gang. Hiervoor zal een uitvoeringskrediet aan de raad gevraagd worden, dat (volgens de huidige berekeningen) geen extra exploitatielasten met zich meebrengt.”
a. Is er een overzicht van materialen die momenteel veel gebruikt worden in de bouwsector in Tilburg en wat hun milieu-impact is?
b. Heeft de Gemeente Tilburg kennis over welke innovatieve bouwmaterialen en technieken momenteel beschikbaar zijn of in ontwikkeling die de duurzaamheidsdoelen kunnen ondersteunen? Zo ja, is daar een overzicht van?
c. Welke plannen zijn er om het BAT kantoor net zo circulair te maken als de Stadswinkel in het centrum?

16. Pagina 85: Gemeentelijke kosten voor evenementen:
a. Hoe worden de milieu-impact en de ecologische voetafdruk van evenementen gemonitord?
b. Wat zijn de huidige aantallen festivals en evenementen die jaarlijks in Tilburg plaatsvinden?
c. Hoe zijn de bezoekersaantallen de afgelopen jaren gegroeid en wat zijn de prognoses voor de komende jaren?
d. Wat zijn de totale kosten die gepaard gaan met evenementen, inclusief alle directe en indirecte kosten (zoals verkeersmaatregelen, schoonmaak, extra personeel, enz.)?
e. Wat zijn de concrete opbrengsten?

17. Pagina 88: Bestrijden invasieve exoten, eikenprocessierups
a) Op welke manier wordt de eikenprocessierups nu bestreden?
b) De Japanse duizendknoop en de reuzenberenklauw krijgen nu extra aandacht binnen het bestaande budget. Zijn er nog meer exoten die aandacht krijgen?

18. Pagina’s. 89 en 90: Onder kopje 102 staat dat de verwachting is dat het aantal kg restafval per inwoner daalt met 7kg. Onder het kopje 106 staat mbt hoofbouw dat de verwachte daling in kg restafval 3kg is.
a) Waar komt dit verschil vandaan?

19. Pagina 92: Het watersysteem is kwantitatief en kwalitatief op orde:
a. Waarom ontbreken de gegevens van de Bui08 tests sinds 2022?
b. Afgelopen zomer is sprake geweest van zeer veel wateroverlast door regen wat zorgde voor een piekbelasting op de riolering. Zijn deze gegevens dan niet erg belangrijk?
c. Met het ontbreken van data, hoe anticipeert de gemeente Tilburg op de zeer waarschijnlijke toekomstige wateroverlast en de ingeplande maatregelen?

20. Pagina 93: “Er worden wijkrisicokaarten gemaakt op basis van nieuwe KNMI gegevens”.
a) Zijn dit dezelfde gegevens die ook gebruikt zijn bij het parapluplan water en riolering dat eerder deze periode is aangenomen?
b) Zo nee, wordt dat parapluplan dan aangepast obv deze wijkrisicokaarten?

21. Pagina 93: “In 2025 gaan we onderzoeken of het mogelijk is Kleurkeur op te nemen in nieuwe beheercontracten.”
a. Wie gaat dit onderzoek verrichten?
b. Wordt de raad op de hoogte gesteld van de onderzoeksresultaten?

22. Pagina 93: In 2025 worden er 2 onderzoeken gestart mbt de zonering van natuurgebieden maar ook naar de bescherming van landschapen, hagen etc.
a) Wanneer zijn deze onderzoeken naar verwachting klaar?
b) Wanneer wordt gestart met de uitvoering?
c) Welke samenwerkingspartners zijn hierbij betrokken?

23. Pagina 99: Doel: Tilburg is klimaatneutraal in 2045 (huidige doel), 2050 (nieuw doel per oktober 2024):
Welke mogelijkheden zijn er om als gemeente private daken in te zetten voor de opwek van zonne-energie, verdergaand dan huiseigenaren er toe aan te zetten?

24. Pagina 99: “We verlichten de impact van netcongestie door ondernemers te ondersteunen bij de realisatie van energiehubs in de Green Deals Kreitenmolen en T58/Katsbogten/'t Laar en in de Grote Oogst-aanpak op Loven en Kraaiven-Vossenberg. Daarnaast bepalen we samen met Enexis de locaties voor minimaal twee nieuwe middenspanning-stations.”
Hoeveel middelen zet de gemeente in op de ondersteuning bij de realisatie van de energiehubs, en in welke vorm (subsidie, lening, deelname, …)?

25. Pagina 99: “We richten het Warmtebedrijf Tilburg B.V. op met de gemeente Tilburg als 100% aandeelhouder.
Voor het warmte-koude-net Tilburg-Zuid hebben we een definitief ontwerp en besteden we de realisatie aan. In het Kenniskwartier maakt Warmtebedrijf Tilburg een definitief ontwerp voor het energiesysteem voor de versnellingslocatie (Westermarkt, Reitse Campus en Stationsbuurt) en start de realisatie daarvan.”
a. Warmtebedrijf Tilburg BV is een nieuwe onderneming. Welke expertise hebben zij op het gebied van het ontwerpen en realiseren van energiesystemen?
b. Het college gaat de samenwerking met Ennatuurlijk verder concretiseren. Het is daarbij nog onduidelijk hoe Ennatuurlijk en het Warmtebedrijf Tilburg zich tot elkaar gaan verhouden. Heeft dit invloed op de aandelenverhouding, waarbij gemeente Tilburg nu 100% aandeelhouder is?

26. Pagina 123: Verbouwing Concertzaal entree en koeling:
a. In welke mate dragen de verbouwplannen bij aan het klimaat- en energieneutraliteit of zelfs -positiviteit van de Schouwburg?
b. In welke mate is de Schouwburg klimaat- en energieneutraal of -positief na de verbouwing?

27. Pagina 124: Inleveren deel onrendabele top verduurzamen gebouwenexploitatie (i.h.k.v. (roadmap 2.0 'naar een duurzame gebouwenexploitatie’):
a. Waar komt het te vervallen deel van het budget terecht; in de algemene middelen?
b. De roadmap 2.0 'naar een duurzame gebouwenexploitatie’ heeft betrekking op slechts 15 van de 74 geïnventariseerde gebouwen. Tot 2045 is dus nog behoorlijk wat gemeentelijk vastgoed klimaatneutraal te maken.
Kan er ook voor worden gekozen om het deel van het budget, waarvan nu wordt voorgesteld het te laten vervallen, in te zetten voor het verduurzamen van meer gemeentelijk vastgoed; zijn daar technische bezwaren tegen, of betreft het een politieke keuze?

28. Pagina 140: De indicator ‘aantal openbare laadpalen’ heeft als streefwaarde een absoluut getal (420), die in 2021 al ruim was gehaald.
a. Waarop is de streefwaarde gebaseerd?
b. Is het mogelijk om de streefwaarde dynamisch te maken, bijv. als afgeleide van het aantal elektrische auto’s, o.i.d., opdat de streefwaarde meegroeit met de praktijk? Zo nee, waarom niet?

Indiendatum: 14 okt. 2024
Antwoorddatum: 18 okt. 2024

1. Pagina 26: “In 2025 worden alle bushaltes rookvrij gemaakt en maken we inzichtelijk welke doelgroepgerichte preventiemaatregelen nog meer genomen kunnen worden.”
Geldt rookvrij in deze zin ook voor vapes en e-sigaretten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, rookvrij geldt ook voor vapes en e-sigaretten omdat ze schadelijke stoffen bevatten die niet alleen de gebruiker, maar ook omstanders kunnen beïnvloeden. Daarnaast is het belangrijk om eenduidigheid te creëren voor onze inwoners. Als het gebruik van vapes in rookvrije zones wél toegestaan zou zijn, kan dat een verkeerd signaal afgeven, vooral aan jongeren. Dit zou het rookgedrag kunnen normaliseren, wat tegen de doelstelling van rookvrije omgevingen indruist: het ontmoedigen van roken in welke vorm dan ook.


2. Pagina 26: “In 2025 willen we daarnaast meer inzicht krijgen in de mogelijkheden om een gezondere voedselomgeving te creëren.”
a. Op welke manier zal naar deze inzichten op zoek worden gegaan; wie worden/zijn betrokken?
b. Welke rol spelen de aanbevelingen in de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving hierin?
c. Hoe vindt de besluitvorming plaats over het al dan niet implementeren van de nieuw gevonden mogelijkheden (of bestaande aanbevelingen uit de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving)?

Antwoord:
a. We zien dat de voedselomgeving een steeds aanweziger onderwerp wordt voor een gezonde leefomgeving. We willen daarom beter zicht krijgen op het probleem en op wat we voor Tilburg kunnen doen - de mogelijkheden om de voedselomgeving gezonder te maken. Daarom zijn we aangesloten bij de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving. Een mogelijke stap om verder inzicht te krijgen is het in kaart brengen van de voedselomgeving voor Tilburg, b.v. via een heatmap van de voedselomgeving en/of het verder in kaart brengen van de voedselomgeving in een specifieke straat/gebied. We onderzoeken of we in navolging van andere gemeenten ook zo'n heatmap kunnen maken. Dit biedt dan gespreksstof voor de analyse van de opgave en betekenis voor Tilburg. We betrekken daarbij onze partners zoals het onderwijs, de GGD, het JOGG en 013food.
b. Die spelen een belangrijke rol. In de City Deal zit veel kennis en ervaring met de dilemma's van een gezonde voedselomgeving en zitten we aan tafel met het Rijk om de landelijke kaders die nodig zijn voor een gezonde voedselomgeving mede te bepalen. Zie eerder antwoord. Zie ook: Link naar Tilburgse inzet en opbrengst bij de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving
c. De gezonde voedselomgeving wordt in principe onderdeel van het geactualiseerde uitvoeringsprogramma vanuit de beleidsnota positieve gezondheid (de te verlengen beleidsnota ligt in december eerst voor aan de raad). Daadwerkelijke maatregelen voor de gezonde voedselomgeving gaan over stimuleren (gezonde voedselroutines met JOGG, samenwerking met scholen, GGD, etc.) en faciliteren (via het stellen van normen via het omgevingsplan). Als we het wenselijk en mogelijk achten met maatregelen via het omgevingsplan aan de slag te gaan wordt dat via dat proces aangepakt, maar we zien daarbij noodzaak voor het voeren van een breed gesprek met onze stad en met de raad.


3. Pagina 26: “We verankeren inclusie breder in onze organisatie en leggen bijvoorbeeld sterker de link met onze projecten in de openbare ruimte ten aanzien van toegankelijkheid.”
Op welke manier wordt deze link gelegd?

Antwoord:
Inclusief handelen is een verantwoordelijkheid vanuit iedere portefeuille. De link met onze projecten in de openbare ruimte heeft vooral te maken met het streven om die toegankelijk te maken en te houden voor mensen die door een fysieke of visuele beperking ernstig last kunnen ondervinden van obstakels. Een ontwerp van de openbare ruimte is meer dan de optelsom van afzonderlijke richtlijnen. Het is maatwerk. Richtlijnen, eisen en wensen moeten onderling worden afgewogen. In ons Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) hebben we opgenomen waar uitvoerders van projecten in de openbare ruimte rekening mee moeten houden. Hierin is expliciet als punt opgenomen: ‘Gebruik van de openbare ruimte door diverse doelgroepen. Denk daarbij ook aan mensen met een visuele of lichamelijke beperking’.
Door hier rekening mee te houden in onze ontwerpen en de blik te houden op waar we hindernissen weg kunnen nemen, kan iedere Tilburger zich door de stad en dorpen bewegen en deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Daarom zijn we ook met Toegankelijk Tilburg in gesprek om te komen tot goede procesafspraken rondom toegankelijkheid bij majeure projecten in de openbare ruimte.
Een voorbeeld is onze Loopagenda waarbij we er ook rekening mee houden dat Tilburg begaanbaar is als je in een rolstoel zit of slechtziend bent. Maar ook de manier waarop we tussentijds adviezen opvolgen van Toegankelijk Tilburg om plekken toegankelijker te maken. Andere voorbeelden zijn: speelplekken die specifiek toegankelijk/inclusief voor kinderen/hun ouders met een beperking zijn. Voor blinde en slechtziende mensen hebben we speciale drukknoppen bij verkeerslichten waar braille op staat, met rateltikkers die het geluid aanpassen.


4. Pagina 27: “Wij tonen onder meer ambitie door te streven naar een halvering van het aantal kinderen dat in armoede leeft tegen 2030, in lijn met de Sustainable Development Goal 'Geen armoede' die door de Verenigde Naties is vastgesteld.”
a. In Nederland neemt het aantal kinderen wat in armoede opgroeit toe. Welke maatregelen neemt de gemeente om deze trend te doorbreken?
b. Wanneer verwacht de gemeente 100% van alle kinderen uit de armoede te helpen?

Antwoord:
Antwoord volgt nog.


5. Pagina 33: “In de Programmabegroting 2024 is budget beschikbaar gesteld voor onderzoek naar verbetering van het pand van de Dierenopvang Hart van Brabant.”
a. Hoeveel was dit?
b. Wie heeft dit onderzoek uitgevoerd?

Antwoord:
In de Programmabegroting 2023 is budget voor onderzoek opgenomen ter hoogte van 30.000 euro. In de tekst van deze begroting staat abusievelijk 2024. Dat zullen we aanpassen bij de uiteindelijke vastgestelde begrotingstekst.
Voor dit onderzoek is een architect/bouwkundig bureau ingehuurd die, in samenspraak met de gebruikers van het gebouw een verbouwings- en verbeteringsplan heeft opgesteld.


6. Pagina 33: “Het onderzoek is inmiddels afgerond en voorgesteld wordt minimale investeringen te doen in functionaliteit en verduurzaming van het pand. Dit met het oog op toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het bedrijventerrein waar de dierenopvang is gevestigd.”
a. Waaraan kan worden gedacht bij minimale investeringen?
b. Kunnen daar concrete voorbeelden van worden gegeven?
c. Hoeveel zouden die minimale investeringen kosten?
d. Zijn deze kosten ook ergens begroot, zo ja waar vinden we die terug?
e. Om welke toekomstige ruimtelijke ontwikkeling gaat het?
f. Waarom worden enkel minimale investeringen voorgesteld?

Antwoord:
a. Met de gebruikers van de dierenopvang is gekeken wat – bezien op een termijn van 5–7 jaar – minimaal noodzakelijk is voor een adequaat functioneren van de dierenopvang. Daarbij is bepaald dat aanpassingen van de hondenopvang nu het meest urgent zijn.
b. Bijvoorbeeld een verandering van de positionering van de individuele honden verblijven ten opzichte van elkaar;
c. In de begroting is een taakstellend richtbedrag van € 150.000 opgenomen. De plannen zelf worden nu verder uitgewerkt en gecalculeerd
d. Zie c.
e. Het gebied aan de Wielevenweg is momenteel in onderzoek als mogelijke locatie voor uitbreiding bedrijventerrein op korte termijn
f. Bij doorgang van de ruimtelijke ontwikkeling zoals bedoeld onder e, zal de dierenopvang binnen een periode van 5 – 7 jaar verplaatst moeten worden. Bij investeringen die we nu in en aan het pand doen hanteren we een economische afschrijvingstermijn die veel langer is (minimaal 20 jaar). Vandaar dat we nu alleen minimale investeringen doen.


7. Pagina 33: “Voor het verbeteren van de functionaliteit gericht op het dierenwelzijn schatten we in dat een budget van € 150.000 benodigd is, het exacte bedrag is nog niet bekend.”
a. Wat wordt bedoelt met “functionaliteit gericht op het dierenwelzijn”?
b. Hoe is de huidige functionaliteit wat betreft het dierenwelzijn?
c. Wat is de aanleiding geweest voor deze schatting?
d. Waarom is het exacte bedrag nog niet bekend?

Antwoord:
a. Hiermee wordt de mate bedoeld dat het gebouw de gevraagde behoefte van de functie van het gebouw (hier dus het opvangen van honden en katten met alles wat daarbij hoort) kan accommoderen
b. Zoals ook al eerder aangegeven (bij de Programmabegroting 2023) zijn er verbeterpunten.
c. Aanleiding is – zoals beschreven – de mogelijk ruimtelijke ontwikkeling op terrein Wielevenweg en daarbij de keuze om nu slecht minimaal noodzakelijke gebouwelijke maatregelen te doen.
d. Omdat we deze maatregelen nog verder aan het uitwerken zijn en vervolgens gaan calculeren.


8. Pagina 33: “Bij vaststelling van de begroting 2025 zetten we de geplande verduurzaming van het pand niet door vanwege kapitaalvernietiging. Op basis van een afschrijvingstermijn van 10 jaar resulteert dit in € 15.000 aan kapitaallasten per jaar.”
a. We lezen in de begroting dat dierenopvang verder onder druk is komen te staan. Waarom is investeren in functionele dierenopvang kapitaalvernietiging, en/of om wat voor kapitaalvernietiging gaat het hier?
b. Waarom is er, ondanks dat de verduurzaming van het pand gepland was, gekozen deze niet door te laten gaan?
c. Welke gevolgen voor de functionaliteit van het pand kan het niet verduurzamen van het pand hebben?
d. Welke gevolgen met betrekking tot dierenwelzijn kan het niet verduurzamen van het pand hebben?

Antwoord:
a. Zie antwoord bij vraag 94 f.
b. Zie antwoord bij vraag 94 f.
c. Het niet verduurzamen van het pand heeft geen directe gevolgen voor de functionaliteit van het pand. Wel zullen we de doelstelling met betrekking tot verlaging energieverbruik van dit pand niet halen
d. Heeft hier geen directe relatie mee


9. Pagina 33: “In het bestuursakkoord is opgenomen dat we de juiste randvoorwaarden scheppen, zodat de dierenopvang goed hun werk kan blijven doen.”
a. Kan de dierenopvang tot op heden goed diens werk doen?
b. Op welke momenten eerder dan deze begroting is daarin geïnvesteerd?

Antwoord:
a. Ja, de dierenopvang kan diens werk doen, waarbij er wel verbeterpunten zijn.
b. Bij de start van de nieuwe inbestedingsperiode met de Diamant Groep voor Dierenopvang hebben we in de Programmabegroting 2022 structureel hiervoor het bedrag van € 532.983 per jaar (prijspeil 2022) opgenomen. De deelnemende regiogemeenten dragen hierbij nog € 145.000 (prijspeil 2022) per jaar aan bij.


10. Pagina 33: “De Diamantgroep geeft aan dat dit al een periode onder druk staat door een aantal oorzaken, zoals de toenemende complexiteit van de opgenomen dieren, de afname aan vrijwilligers en ook de toenemende behoefte aan begeleiding voor de medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt.”
a. Hoelang geven Diamantgroep én de dierenopvang al aan dat zij onder druk staan om aan de randvoorwaarden te voldoen?
b. Wat wordt bedoeld met de toenemende complexiteit van de opgenomen dieren?
c. Is naast de complexiteit, ook het aantal dieren een van de oorzaken?
d. Hoe kan de afname aan vrijwilligers worden verklaard?
e. Waarom is de behoefte aan begeleiding voor de medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt toegenomen?
f. Waarom worden dieren verzorgt door medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt (waarvoor meer begeleiding nodig is) en niet door gekwalificeerd personeel?

Antwoord:
a. In het voorjaar 2024 heeft de manager van de Diamant Groep dit in bestuurlijk overleg met de aangesloten regiogemeenten meegedeeld en toegelicht.
b. Dit varieert: bij honden is het aandeel honden met gedragsproblemen steeds groter, waarbij ook het type hond (meer ‘vechthonden’) verandert. Bij katten valt op (wellicht corona-effect), dat aandeel zwerfkatten en gedumpte katten groter wordt.
c. Met name bij de kattenopvang is ook het aantal aangeboden katten een knelpunt
d. Afname vrijwilligers is niet alleen een probleem bij de dierenopvang. Mogelijke oorzaak kan zijn dat steeds meer mensen betaald werk hebben door de krapte op de arbeidsmarkt
e. Er is in de afgelopen jaren veel werk verzet door W&I en Diamant Groep in de reintegratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het deel van het bestand welke een korte afstand heeft tot de arbeidsmarkt, heeft inmiddels geen afstand meer en doet volwaardig mee bij ‘reguliere’ werkgevers. We zien dat een groot deel van het huidige bestand bijstand, met een afstand tot de arbeidsmarkt, veelal te maken heeft met ernstige belemmeringen en uitdagingen. Dit vraagt meer begeleiding en ondersteuning
f. Bij de keuze het beheer en de werkzaamheden van de opvang van honden en katten in het nieuw gerealiseerd gebouw aan de Wielevenweg (DOC-T) bij de Diamant Groep neer te leggen heeft altijd de dubbele doelstelling van én een goede dierenopvang én het creëren van betekenisvolle en aantrekkelijke werkplekken voor de doelgroep mensen met afstand tot de arbeidsmarkt voor op gestaan. Voor het goed en taakgericht kunnen uitvoeren van dit werk is altijd begeleiding nodig. Daarnaast zijn ook professionele beheerders aanwezig die gekwalificeerd zijn voor het omgaan met dieren.


11. Pagina 33: “Vooruitlopend op een nieuwe contractperiode dierenopvang vanaf 2026, zijn tijdelijke maatregelen hierop nodig. In gesprekken met de Diamantgroep werken we uit hoe we hoofd kunnen bieden aan de voorgaande uitdagingen.”
a. Hoe is tot het bedrag van 100.000 gekomen voor deze tijdelijke maatregelen?
b. Betekent dit dat er in de volgende contractperiode een groter budget nodig is bij de dierenopvang van ten minste 100.000 per jaar aangezien er nu voor één contractjaar 100.000 extra wordt besteed?
c. Om welke reden heeft het tot de begroting van 2025 geduurd om extra middelen toe te kennen terwijl de Diamantgroep en dierenopvang al een periode onder druk stonden?
d. Welke concrete tijdelijke maatregelen gaan met dit bedrag gerealiseerd worden?
e. Op welke manier is deze tijdelijke ophoging van het budget in het belang van de dieren?

Antwoord:
a. Met de Diamantgroep zijn we in gesprek welke maatregelen binnen de afspraken van de lopende overeenkomst vallen en welke extra. Het bedrag € 100.000 is hierbij nog niet belegd en taakstellend
b. Nee het proces voor de nieuwe periode moet nog worden opgestart
c. Zie vraag 98 onder a.
d. Zie bij a.
e. Aanwezigheid van voldoende verzorgers c.q. begeleiders


12. Pagina 78: Winteropvang daklozen
“In de regio HvB groeit het aantal overlast gevende dak- en thuisloze arbeidsmigranten…”
a. Wat wordt bedoeld met overlast gevend?
b. Geeft deze doelgroep op een andere manier overlast dan dak en thuislozen die niet arbeidsmigrant zijn?
c. Waarom wordt de groep dak en thuisloze arbeidsmigranten hier gespecifieerd ten opzichte van de groep die niet uit een arbeidsmigrantensituatie komt?

Antwoord:
a. afgelopen jaren neemt het aantal daklozen arbeidsmigranten in de stad toe, dit beeld is landelijk herkenbaar. Wegens gebrek aan kennis over Nederland, verslaving, psychisch aandoeningen of simpelweg omdat ze geen recht hebben op de zorg belanden zij vaker en langdurig op straat. Deze mensen bevinden zich vaak in parkeergarages, portieken en openbare ruimte. Daar slapen ze in liften, trappenhallen of op parkeerplaatsen met alle gevolgen van dien. Vervuiling, overlast door dank en drugs, toiletteren, agressie, etc.
b. & c. Niet per se een andere manier van overlast, maar omdat ze vaker kampen met zware verslaving en langdurig leven op straat kan de mate van agressie wel toenemen. Hoe langer iemand op straat verblijft hoe complexer de situatie wordt. Daarnaast zijn arbeidsmigranten langer (gedwongen) dakloos, doordat ze ‘niet-rechthebbend’ zijn. Dit betekent dat als ze zorg zouden willen, ze hiervoor niet in aanmerking komen en gedwongen worden om op straat te leven. Om deze reden wordt de doelgroep dak- en thuisloze arbeidsmigranten gespecificeerd.
De belangrijkste reden om deze groep apart te benoemen is omdat ze geen recht hebben op de zorg en opvang.


13. Pagina 82: “We vervangen bij ongeveer 40 speelplekken de toestellen…” Bij een eerdere begroting is een motie aangenomen om de speeltoestellen toegankelijker te maken, ook als er sprake is van een beperking. Nav zijn 3 speeltuinen inclusiever gemaakt.
a. Van deze 40 speelplekken, hoeveel worden hier specifiek toegankelijker gemaakt voor kinderen/hun ouders met een beperking?
b. Wordt er bij de materiaalkeuze gekozen voor circulair materiaal? Bestaat dit? Op welke manier kunnen speeltoestellen duurzaam worden geproduceerd worden? Welke eisen stelt de gemeente hieraan?

Antwoord:
a. Van de 40 speelplekken maken we 5 speelplekken specifiek toegankelijker/inclusief voor kinderen/hun ouders met een beperking.
b. Ja, daar waar het kan kiezen we voor circulair materiaal. Bijvoorbeeld toestellen van een gerecycled product (zoals bij de speelplek in het Wandelbos) en toestellen waarvan de onderdelen goed kunnen worden gescheiden en gerecycled bij vervanging of reparatie. De producent bepaalt op welke manier de toestellen geproduceerd worden.
In het programma van eisen voor de aanbesteding van speeltoestellen hebben wij 13 duurzaamheidseisen vermeld, zoals FSC-keurmerk voor hout, bij gebruik van kunststof minimaal 50% gerecycled kunststof, gebruik van elektrisch handgereedschap, het hebben van een duurzaamheidsvisie en minder CO2 uitstoot door het bedrijf. Daarnaast vragen we aandacht voor gebruik van duurzaam en circulair materiaal in de speeltoestellen, schoon en emissieloos bouwen en emissieloos transport van speeltoestellen van fabriek naar de speelplek en dat bij het aanleggen van de speelplekken met zero emissie materieel (zoals een graafmachine) wordt gewerkt.



14. Pagina 82: “We ontwikkelen een Tilburgse variant van de Leidse Ladder, om principes van circulariteit en duurzaamheid op een uniforme wijze te borgen in de projecten en beheeractiviteiten in de openbare ruimte. Met dit instrument worden we ons meer bewust van de mogelijkheden zodat we ze vaker op kunnen nemen in onze projecten.”
a. Hoe ziet het proces eruit om een Tilburgse variant van de Leidse Ladder voor ruimtelijke ordening te ontwikkelen, en welke stappen worden genomen om dit beleidsinstrument op maat te maken voor de specifieke doelen van de gemeente Tilburg?
b. Hoe verloopt het proces van de Tilburgse variant van de Leidse Ladder? Wordt dit voorgelegd aan de raad? Zo ja, wanneer?

Antwoord:
Het uitvoeringsprogramma Tilburg circulair wordt geactualiseerd. De raad is hier reeds bij betrokken. Vervolgens wordt de actualisatie verder uitgewerkt in een programmaplan Circulair Bouwen. Daarin wordt concreet gemaakt hoe we de principes van de Leidse Ladder in Tilburg willen gaan toepassen en hoe het groeipad eruitziet. De raad kan hier, indien gewenst, in het 2e kwartaal 2025 over worden geïnformeerd.


15. Pagina 83: “De voorbereidingen voor de nieuwbouw van het BAT-kantoor (werktitel ‘Stadswerf’) aan de Ceramstraat zijn in volle gang. Hiervoor zal een uitvoeringskrediet aan de raad gevraagd worden, dat (volgens de huidige berekeningen) geen extra exploitatielasten met zich meebrengt.”
a. Is er een overzicht van materialen die momenteel veel gebruikt worden in de bouwsector in Tilburg en wat hun milieu-impact is?
b. Heeft de Gemeente Tilburg kennis over welke innovatieve bouwmaterialen en technieken momenteel beschikbaar zijn of in ontwikkeling die de duurzaamheidsdoelen kunnen ondersteunen? Zo ja, is daar een overzicht van?
c. Welke plannen zijn er om het BAT kantoor net zo circulair te maken als de Stadswinkel in het centrum?

Antwoord:
De voorbereiding voor de nieuwbouw BAT bevindt zich op dit moment in de start van de ontwerpfase. De gemeente Tilburg heeft bij het selecteren van het Ontwerpteam hoge eisen gesteld aan (kennis en ervaring) met duurzaamheid en circulariteit. Het winnende Ontwerpteam o.l.v. Grosfeld, Bekkers, van der Velde heeft op dit thema uitstekend gescoord. De ontwerpuitgangspunten zijn hoger dan de gemeente Tilburg vooraf heeft opgesteld. Dit zijn meetbare scores op het gebied van Energieneutraal (ENG), milieuprestatie (MPG), gebouwprestatie en gezondheid (GPR) en circulariteitsindex (CPG).
M.a.w. het ontwerp wordt minstens, dan wel nog meer, duurzaam en circulair als de Stadswinkel.
Er is geen specifiek overzicht welke materialen in de bouweconomie van Tilburg worden gebruikt. Het overzicht wat vanuit de EIB beschikbaar is gesteld richt zich op de provincie Noord-Brabant en de landelijke inzichten op de bouweconomie. Specifiek is er in juni 2024 een rapport uitgebracht over bouwgrondstoffen en materialen. De metingen over milieu impact per materiaal (MPG) zijn vastgelegd in de nationale Milieudatabase. Bij elke aanbesteding voor vastgoedontwikkeling vragen wij een plan uit om een zo laag mogelijke MPG-score te behalen, dit betekent zo laag mogelijke milieu impact op basis van de LCA (lifecycle analyse) methode.
De gemeente Tilburg heeft kennis over innovatieve bouwmaterialen en neemt deel aan de buyer group van het aanbesteding expertisecentrum PIANO. Op de website van PIANO worden openbaar factsheets en aanbesteding leidraden ter beschikking gesteld. In elke vastgoedontwikkeling aanbesteding vragen wij bij de gunningcriteria een bouwinnovatie uit. Voorbeelden zijn de Roomley (inblaas stro), de Stadswinkel (PET-plafond, visnet vloeren) en bij de ontwikkeling Belaveld (lokaal geoogste sorghum-inblazen in de gevel). Bij deze laatste ontwikkeling vindt ook tevens samenwerking plaats met Avans Hogescholen voor onderzoek doeleinden. Ook is er aandacht voor materialen zoals mycelium en houtbouw welke al verder gevorderd zijn dan de eerste fases van een innovatie.
Ontwerpprincipes die specifiek in het project BAT worden toegepast zijn:
Compact bouwen, 3 lagen i.p.v. 2, waarbij energieverlies wordt voorkomen door dynamische luiken.
Flexibel casco in hout, demontabel, uitbreidbaar, waarbij inbouwpakket en casco los van elkaar worden gemonteerd.
Hergebruik, onderzoek circulair sloopplan. Hierbij aangetekend dat het BAT ervoor heeft gekozen om in de bestaande huisvesting te blijven zitten tot de nieuwbouw klaar is. Dit betekent dat (sloop)materialen van het bestaande kantoor in beperkte mate kunnen worden ingezet. De vrijkomende materialen kunnen voor andere bouwwerken in Tilburg of elders worden ingezet.
Toepassen van circulaire principes op basis van de R-ladder.
Uitwerking middels layers of Brand.
Trias energetica ontwerp.
Uitvoeren van klimaatadaptief beleid en inpassing van ecologisch puntensysteem.
Toepassen bio-based materialen en minimaal 1 bio-based innovatie (moet nog bepaald worden).


16. Pagina 85: Gemeentelijke kosten voor evenementen:
a. Hoe worden de milieu-impact en de ecologische voetafdruk van evenementen gemonitord?
b. Wat zijn de huidige aantallen festivals en evenementen die jaarlijks in Tilburg plaatsvinden?
c. Hoe zijn de bezoekersaantallen de afgelopen jaren gegroeid en wat zijn de prognoses voor de komende jaren?
d. Wat zijn de totale kosten die gepaard gaan met evenementen, inclusief alle directe en indirecte kosten (zoals verkeersmaatregelen, schoonmaak, extra personeel, enz.)?
e. Wat zijn de concrete opbrengsten?

Antwoord:
a. We monitoren niet de milieu-impact en de ecologische voetafdruk van evenementen. Wel zijn er beleidsregels die de ecologische voetafdruk van evenementen moeten verlagen. We toetsen de vergunningaanvragen aan deze beleidsregels en nemen ze op in de vergunningvoorwaarden. De beleidsregels vindt u hier: 03 Beleidsregels duurzame evenementen.pdf (tilburg.nl)
b. In 2023 waren er in Tilburg ca. 550 evenementen. Dit waren 295 meldingen (voornamelijk wijk- en buurtfeesten), 182 kleinere evenementen met weinig risico, 65 middelgrote evenementen met verhoogd risico en 7 grote/ risicovolle evenementen.
c. We zijn nog bezig met het in kaart brengen van bezoekersaantallen. Deze zijn op dit moment (nog) niet voorhanden. Voor bezoekersaantallen gaan we uit van cijfers die organisatoren zelf aanleveren, dit zijn veelal schattingen en deze kunnen afwijken van het daadwerkelijke aantal bezoekers. Het wisselt sterk per evenement of het bezoekersaantal de afgelopen jaren is gegroeid.
d. Zoals aangegeven in de raadsbrief van 10 september 2024 brengen wij het komend jaar in kaart wat de kosten zijn die gepaard gaan met evenementen. We zullen u hierover in 2025 informeren en aangeven welke conclusies wij hieruit trekken voor de begroting van 2026. Zie ook 01 Raadsbrief doorbelasten kosten evenementenorganisatoren.pdf (tilburg.nl).
e. De ‘opbrengst’ is een gevarieerd evenementenaanbod, waar onze inwoners blij mee zijn. 90% van de Tilburgers is (zeer) tevreden over het evenementenaanbod (onderzoek Markteffect 2024, zie Rapportage Gemeente Tilburg - Monitoring Citymarketing 2024 ).


17. Pagina 88: Bestrijden invasieve exoten, eikenprocessierups
a) Op welke manier wordt de eikenprocessierups nu bestreden?
b) De Japanse duizendknoop en de reuzenberenklauw krijgen nu extra aandacht binnen het bestaande budget. Zijn er nog meer exoten die aandacht krijgen?

Antwoord:
We bestrijden de eikenprocessierups niet meer preventief omdat de plaagdruk de laatste jaren laag is gebleken. We ruimen aanwezige nesten als er meldingen over binnen komen. Op ad hoc basis pakken we ook haarden van de exoten watercrassula en parelvederkruid aan. Daarnaast hebben we langs de Spoorlaan een proef gedaan met de bestrijding van knolcyperus in de plantvakken.


18. Pagina’s. 89 en 90: Onder kopje 102 staat dat de verwachting is dat het aantal kg restafval per inwoner daalt met 7kg. Onder het kopje 106 staat mbt hoofbouw dat de verwachte daling in kg restafval 3kg is.
a) Waar komt dit verschil vandaan?

Antwoord:
Onder kopje 102 staat de verwachte totale daling van restafval (7 kg), veroorzaakt door zowel de laagbouw als de hoogbouw (inclusief de milieustraat).
Onder kopje 106 wordt de daling van restafval (3 kg) veroorzaakt door de inzameling uitsluitend in de hoogbouw.


19. Pagina 92: Het watersysteem is kwantitatief en kwalitatief op orde:
a. Waarom ontbreken de gegevens van de Bui08 tests sinds 2022?
b. Afgelopen zomer is sprake geweest van zeer veel wateroverlast door regen wat zorgde voor een piekbelasting op de riolering. Zijn deze gegevens dan niet erg belangrijk?
c. Met het ontbreken van data, hoe anticipeert de gemeente Tilburg op de zeer waarschijnlijke toekomstige wateroverlast en de ingeplande maatregelen?

Antwoord:
Antwoord volgt nog.


20. Pagina 93: “Er worden wijkrisicokaarten gemaakt op basis van nieuwe KNMI gegevens”.
a) Zijn dit dezelfde gegevens die ook gebruikt zijn bij het parapluplan water en riolering dat eerder deze periode is aangenomen?
b) Zo nee, wordt dat parapluplan dan aangepast obv deze wijkrisicokaarten?

Antwoord:
a. In het parapluplan gaan we uit van de 60mm norm voor waterberging, die overeenkomt met de normen in het Programma water en riolering (PWR). Dat zijn normen op basis van de oude KNMI gegevens.
b. Als het PWR wordt aangepast, bijvoorbeeld op basis van de wijkrisicokaarten, dan verandert de norm in het paraplu plan mee via een dynamische verwijzing.


21. Pagina 93: “In 2025 gaan we onderzoeken of het mogelijk is Kleurkeur op te nemen in nieuwe beheercontracten.”
a. Wie gaat dit onderzoek verrichten?
b. Wordt de raad op de hoogte gesteld van de onderzoeksresultaten?

Antwoord:
Bij kleurkeur willen we meer ‘kennis in het veld’ organiseren. Het ecologisch en biodivers beheer vraagt om expertise en minder om via vooraf bepaalde Excel sheets het onderhoud te organiseren. In principe organiseren we dat zelf wellicht aangevuld met advies van derden. De raad wordt geïnformeerd over de resultaten.


22. Pagina 93: In 2025 worden er 2 onderzoeken gestart mbt de zonering van natuurgebieden maar ook naar de bescherming van landschapen, hagen etc.
a) Wanneer zijn deze onderzoeken naar verwachting klaar?
b) Wanneer wordt gestart met de uitvoering?
c) Welke samenwerkingspartners zijn hierbij betrokken?

Antwoord:
Op basis van deze onderzoeken wordt een koers of beleid opgesteld. Daarbij verwachten we om die koers in lopende programma's en opgaven mee te nemen. Standaard zijn de vaste natuurbeheerorganisaties. Maar ook van andere overheden, bedrijven en instellingen verwachten we een bijdrage.


23. Pagina 99: Doel: Tilburg is klimaatneutraal in 2045 (huidige doel), 2050 (nieuw doel per oktober 2024):
Welke mogelijkheden zijn er om als gemeente private daken in te zetten voor de opwek van zonne-energie, verdergaand dan huiseigenaren er toe aan te zetten?

Antwoord:
Verdergaand dan aanzetten zijn er geen mogelijkheden. Er is altijd toestemming en medewerking nodig van gebouweigenaren.
Voor wat betreft bedrijven: Solar Valley Tilburg heeft eerder geprobeerd een collectief zonneproject voor bedrijven neer te zetten. Effectuering daarvan stokt door netcongestie. Het project, waar de gemeente aan heeft bijdragen, is gestopt.
Stimuleren kan wel. Dat doet de rijksoverheid door inzet van de salderingsregeling. Lokaal informeren we onze inwoners via https://www.duurzamertilburg.nl/aan-de-slag/huis-en-tuin/zonnepanelen. Daar kan men ook een persoonlijk advies op maat aanvragen


24. Pagina 99: “We verlichten de impact van netcongestie door ondernemers te ondersteunen bij de realisatie van energiehubs in de Green Deals Kreitenmolen en T58/Katsbogten/'t Laar en in de Grote Oogst-aanpak op Loven en Kraaiven-Vossenberg. Daarnaast bepalen we samen met Enexis de locaties voor minimaal twee nieuwe middenspanning-stations.”
Hoeveel middelen zet de gemeente in op de ondersteuning bij de realisatie van de energiehubs, en in welke vorm (subsidie, lening, deelname, …)?

Antwoord:
We ondersteunen dat op 3 manieren:
- We initiëren onderzoek met ondernemers die daaraan willen deelnemen. Hiervoor is € 190.000,- beschikbaar gesteld.
- We faciliteren de ondersteuning van initiatieven door BOM/POB. Hiervoor gebruiken we ons netwerk.
- We ondersteunen de realisatie van energiehubs met een subsidieregeling. Hiervoor is € 1 miljoen beschikbaar gesteld uit het klimaatfonds.
https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724874/1


25. Pagina 99: “We richten het Warmtebedrijf Tilburg B.V. op met de gemeente Tilburg als 100% aandeelhouder.
Voor het warmte-koude-net Tilburg-Zuid hebben we een definitief ontwerp en besteden we de realisatie aan. In het Kenniskwartier maakt Warmtebedrijf Tilburg een definitief ontwerp voor het energiesysteem voor de versnellingslocatie (Westermarkt, Reitse Campus en Stationsbuurt) en start de realisatie daarvan.”
a. Warmtebedrijf Tilburg BV is een nieuwe onderneming. Welke expertise hebben zij op het gebied van het ontwerpen en realiseren van energiesystemen?
b. Het college gaat de samenwerking met Ennatuurlijk verder concretiseren. Het is daarbij nog onduidelijk hoe Ennatuurlijk en het Warmtebedrijf Tilburg zich tot elkaar gaan verhouden. Heeft dit invloed op de aandelenverhouding, waarbij gemeente Tilburg nu 100% aandeelhouder is?

Antwoord:
a. het ontwerpen, ontwikkelen en realiseren van het Warmte-koude-net Tilburg-Zuid, fase 1, gaan we aan externe partijen aanbesteden.
b. Het Warmtebedrijf Tilburg BV start met de gemeente Tilburg als 100% aandeelhouder. Het is mogelijk dat er later andere publieke partijen als aandeelhouder aansluiten. Na oprichting van Warmtebedrijf Tilburg BV zijn Ennatuurlijk en het warmtebedrijf Tilburg twee aparte warmtebedrijven. In theorie is het mogelijk dat beide bedrijven in de toekomst bij elkaar warmte en/of diensten inkopen.


26. Pagina 123: Verbouwing Concertzaal entree en koeling:
a. In welke mate dragen de verbouwplannen bij aan het klimaat- en energieneutraliteit of zelfs -positiviteit van de Schouwburg?
b. In welke mate is de Schouwburg klimaat- en energieneutraal of -positief na de verbouwing?

Antwoord:
a. De thermische prestaties van de gevel en de installaties worden verbeterd t.o.v. de huidige situatie, wat leidt tot een lager verbruik. Er is dus sprake van een positieve bijdrage op klimaatdoelstellingen.
b. De energieprestaties verbeteren in positieve zin. Klimaatneutraal is het gebouw echter niet, ook niet na deze verbouwing.


27. Pagina 124: Inleveren deel onrendabele top verduurzamen gebouwenexploitatie (i.h.k.v. (roadmap 2.0 'naar een duurzame gebouwenexploitatie’):
a. Waar komt het te vervallen deel van het budget terecht; in de algemene middelen?
b. De roadmap 2.0 'naar een duurzame gebouwenexploitatie’ heeft betrekking op slechts 15 van de 74 geïnventariseerde gebouwen. Tot 2045 is dus nog behoorlijk wat gemeentelijk vastgoed klimaatneutraal te maken.
Kan er ook voor worden gekozen om het deel van het budget, waarvan nu wordt voorgesteld het te laten vervallen, in te zetten voor het verduurzamen van meer gemeentelijk vastgoed; zijn daar technische bezwaren tegen, of betreft het een politieke keuze?

Antwoord:
a. Het te vervallen deel komt inderdaad ten gunste aan de algemene middelen
b. Het in 2020 door de raad toegekende budget ter dekking van het onrendabele deel van de verduurzaming, ziet toe op de uitvoeringsmaatregelen zoals opgenomen in roadmap 2.0. Er is daarnaast de afgelopen jaren bij diverse P&C producties al extra geld toegekend voor verduurzamingsmaatregelen bij andere gebouwen of voor extra maatregelen.
We zijn nu bezig met de voorbereiding van roadmap 3.0, waarin zal worden voorgelegd hoeveel gebouwen in een volgende tranche (2026-2030) kunnen worden verduurzaamd en met welke (on)rendabele dekking.


28. Pagina 140: De indicator ‘aantal openbare laadpalen’ heeft als streefwaarde een absoluut getal (420), die in 2021 al ruim was gehaald.
a. Waarop is de streefwaarde gebaseerd?
b. Is het mogelijk om de streefwaarde dynamisch te maken, bijv. als afgeleide van het aantal elektrische auto’s, o.i.d., opdat de streefwaarde meegroeit met de praktijk? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
De streefwaarde van 420 was gesteld voor de beleidsperiode van 2014-2020, zoals vermeld in het Oplaadpuntenbeleid, en was gebaseerd op de prognoses die op dat moment beschikbaar waren.
Een dynamische streefwaarde is een mogelijkheid, deze kan worden gebaseerd op de huidig beschikbare prognoses. Echter moeten deze streefwaarden met voorzichtigheid worden vastgesteld aangezien de werkelijke groei in de behoefte aan publieke laadpalen niet op voorhand met zekerheid kan worden bepaald, dit hangt bijvoorbeeld af van de werkelijke stijging in het aantal elektrische voertuigen.