De ontwik­ke­lingen rond het Amernet

Indiendatum: 19 jan. 2023
Antwoorddatum: 4 apr. 2023

N.a.v. de presentatie ‘Scenario’s warmtevoorziening i.p.v. inzet Amercentrale’ hebben wij de volgende vragen.

Over geothermie; scenario’s ‘Moerdijk geothermie’, ‘Lokale bronnenmix’:

1. Is of wordt er al onderzoek gedaan naar de effecten van geothermie op deze locaties, voor het milieu, voor het bodemleven en voor de drinkwatervoorziening?
Indien dat onderzoek nog niet is gedaan, betekent dit dat het daardoor nog niet is te zeggen of deze varianten reëel zijn (omdat na onderzoek misschien blijkt dat de negatieve effecten te groot zijn)?

Antwoord:
Geothermie is de winning van duurzame warmte uit aardlagen dieper dan 500 meter onder het maaiveld. Dit valt onder de mijnbouwwet en het Ministerie van EZK is bevoegd gezag. Ennatuurlijk heeft inmiddels een opsporingsvergunning voor de regio Moerdijk. Onderdeel daarvan is een provinciaal advies over de bovengrond en de laag tussen 0 en 500 meter, met daarin de voorschriften en onderzoeksverplichtingen voor natuur, milieu, water en ruimtelijke ordening. Zie ook: https://www.nlog.nl/nlog-mapviewer/lic/GDNC-000000000980?lang=nl

Over restwarmte industrie; scenario’s ‘Moerdijk restwarmte’, ‘Lokale bronnenmix’:

2. Hoe duurzaam is industriële restwarmte? M.a.w., is industriële restwarmte als warmtebron nog beschikbaar als de industrie (in lijn met het klimaatakkoord) is overgestapt op duurzame energie (bijv. waterstof)?

Antwoord:
Industriële restwarmte is duurzaam op basis van Europese regelgeving. Dit is overgenomen in de Nederlandse regelgeving. Zie ook: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-energie/overheid-stimuleert-nuttige-toepassingen-van-restwarmte

Als de huidige industrie overstapt naar duurzame brandstoffen en groene elektriciteit en de processen in de basis gelijk houden, dan zal de beschikbare restwarmte niet echt wijzigen. De beschikbaarheid van restwarmte is namelijk een (logisch) gevolg van toegepaste processen.

Over het scenario ‘all-electric alternatief met collectieve warmtepompen op blokniveau’ wordt gesteld dat het veel minder gangbaar dan het alternatief met individuele warmtepompen, en dat het daarom minder geschikt is als referentie.

3. Graag een toelichting waarom de gangbaarheid van een alternatief zo zwaar wordt meegewogen in de situatie waarin het wegvallen van een warmtebron noodzakelijkerwijs moet worden opgelost.

Antwoord:
In het scenario-onderzoek Toekomst Amernet voor Tilburg van TNO en Greenvis wordt in scenario 4 gekeken naar een (gefaseerde) afbouw van het warmtenet. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt hoe dat zich laat vertalen naar onder meer de jaarlijkse kosten voor de afnemers van warmte.
Het kunnen vergelijk van een scenario met individuele oplossing t.o.v. een scenario waarin een collectief warmtenet voorziet in de warmtebehoefte is een interessant inzicht voor de huidige afnemers van het warmtenet.

4. Is men bekend met de Bloemenbuurt in Didam, waar gebruik wordt gemaakt van een hybride installatie met collectieve luchtwarmtepompen en gasgestookte ketels als back-up?

Antwoord:
De pilot Bloemenbuurt, Didam is bekend. Het warmtenet in Didam wordt gerealiseerd door Qirion.
Onderzoekers van Greenvis hebben direct contact met de projectleider van deze ontwikkeling.

5. Zou het zo kunnen zijn dat zo een scenario, waarbij de al bestaande warmtenetten worden gevoed door een collectief aan all-electric warmtepompen als bron (zoals al min of meer in gebruik is in de Bloemenbuurt in Didam), kosteneffectiever is dan het scenario ‘Individuele warmtepompen’, omdat het warmtenet er al ligt? En is het daarom wellicht toch het onderzoeken waard?

Antwoord:
Een warmtenet met collectieve warmtepompen voor de productie van warmte is een aanvulling op het alternatief met individuele warmtepompen. We hebben er nu voor gekozen om eerst een toekomst zonder collectieve warmtenetten te onderzoeken. Als raad en college dat wensen, dan kunnen we na oplevering van het eindrapport opdracht geven voor een vervolgonderzoek om dit scenario aan te vullen met nieuwe lokale warmtenetten met collectieve warmtepompen.